Centraal Museum; Op Scherp

Aanvankelijk werd de fotografie gebruikt voor het vastleggen van portretten en beelden vanuit de schildertraditie. De technische beperkingen maakte dat het medium niet echt inzetbaar was voor kunstenaars, de belichtingstijden […]

Aanvankelijk werd de fotografie gebruikt voor het vastleggen van portretten en beelden vanuit de schildertraditie. De technische beperkingen maakte dat het medium niet echt inzetbaar was voor kunstenaars, de belichtingstijden waren te lang en het opzetten van de apparatuur en het ontwikkelen was zeer kostbaar. Dat veranderde met de opkomst van de consumentenfotografie aan het einde van de 19e eeuw. De Kodak-camera uit 1888 het beste voorbeeld is. Iedereen die het wilde kon een plaatje schieten, het ontwikkelen van de film deed Kodak. Niet alleen het grote publiek ging er mee aan de slag, ook kunstenaars. Toch was dat vaak nog wat geheimzinnig want het werd gezien als valsspelen, alles moest “op het oog” en fotografie was een verkeerd hulpmiddel. Er werd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de echte wereld en die van de foto. Er zijn ook voorbeelden van kunstenaars waarvan de foto’s die gebruikt werden als schetsmateriaal bewaard zijn gebleven. Zo is er een groot fotoarchief van bijvoorbeeld Breitner.

In de jaren zestig ontstond er een groep kunstenaars die de fotografische blik omarmden: fotorealisten. In de tijd dat het fotografische beeld begon te overheersen in de media en reclame, probeerden zij in zekere zin de fotografische blik terug te nemen. Niet langer probeerde de kunstenaar onduidelijk te maken of hij fotografie gebruikt had, het doel was juist om de fotografie zo dicht mogelijk te benaderen. Alle technische ingrepen waren toegestaan, als het maar “net als een foto” begon te lijken.

Bij het Centraal Museum is nu een tentoonstelling die een overzicht geeft van hoe kunstenaars die fotografische werkelijkheid proberen na te bootsen, maar ook het menselijk oog te verrassen met beelden die levensecht lijken. Hoewel een trompe-l’oeil iets anders is dan de fotografische blik worden ze veelvuldig met elkaar in verband gebracht. Beiden perspectieven gebruiken virtuositeit om het gewenste effect te bereiken en voor veel kijkers is het verschil tussen fotografie en het menselijk oog te klein. Dat begint eigenlijk al bij één van de eerste werken in de tentoonstelling van Kanovitz die een foto op een wand heeft gehangen. Het is eerder een trompe-l’oeil dan een fotorealistisch beeld, zoals ook het werk van Lieven Hendriks daar vrijwel direct naast ook weinig met de fotografische blik van doen heeft maar eerder het oog voor de gek houdt.

De tentoonstelling als geheel houdt een min of meer chronisch overzicht aan van de ontwikkelingen van het fotorealistisme binnen de kunst. Dat mag breed worden opgevat, hoe bijvoorbeeld Artschwager en Kienholz precies thuispassen in deze tentoonstelling is niet echt heel duidelijk, maar ze maken wel de sociaalpolitieke aspecten van de andere werken meer helder. Ze maken duidelijk dat het de fotorealisten niet alleen gaat om braaf een foto naschilderen, maar tegelijk een kritiek geven op de consumentenmaatschappij, de mannelijke of koloniale blik. Sympathiek is de toevoeging van jonge kunstenaars die afgestudeerd zijn van de HKU; Bobbie Essers en Jhonie Van Boeijen gebruiken de fotografische blik op een hedendaagse manier. Hun werk past, en hoort tussen al die andere grootheden. Niet veel musea zouden deze vanzelfsprekende toevoegingen doen bij dit soort historische overzichten.

Het is een toegankelijke tentoonstelling waarin vooral veel knap gemaakte “net een echte foto” of “net echt” schilderijen. De scherpe randjes van het gebruiken van fotografie worden aangehaald, maar in het geheel worden die overstemd door de technische virtuositeit. Want ja, het opnieuw reproduceren van die fotografische blik, wat betekend dat dan los van dat het knap gemaakt is? Het (historische) fotorealisme was vooral een poging om een omgang met al die foto’s te vinden waar we dagelijks mee overladen worden. Misschien dat we het vooral als knap gemaakt zien, omdat we gewend zijn aan het feit dat kunstenaars gewoon ‘een foto’ naschilderen. Maar zo vanzelfsprekend was dat niet en is dat ook nog altijd niet. Alleen al daarom is een bezoek de moeite waard. Want het zijn geen foto’s, ze lijken er alleen maar op als je ze ziet via een foto.

Deze tentoonstelling is nog te zien tot en met 9 juni bij Centraal Museum in Utrecht.