Han Schuil – CORRECT! – De kunstenaar wikt maar beschikt hij ook?

De Sluijters Prijs ging dit jaar naar Jochem Mestriner (1998). Naast een traditioneel jury-rapport is er gekozen om een oudere kunstenaar te vragen voor een uitgebreider stuk. Een soort advies […]

De Sluijters Prijs ging dit jaar naar Jochem Mestriner (1998). Naast een traditioneel jury-rapport is er gekozen om een oudere kunstenaar te vragen voor een uitgebreider stuk. Een soort advies aan jonge kunstenaars, of een blik op het huidige veld vanuit de opgedane ervaring. Dit jaar is de eer aan Han Schuil (1958).

Het leek mij een mooie aanleiding om dit pleidooi voor eigenzinnigheid, los van allerlei actuele kwesties, te delen.

CORRECT!

De kunstenaar wikt maar beschikt hij ook?

Kunst dreigt te verworden tot pamflet en de kunstenaar tot een illustrator. In de kunstwereld wordt vandaag de dag steeds vaker kunst geselecteerd en getoond die de politiek correcte agenda dient. Toch leeft bij veel mensen de gedachte dat de kunstenaar heer en meester is in zijn atelier, op haar computer of achter de cameralens, althans in de vrije wereld. Hoogstwaarschijnlijk leeft deze autonomiegedachte ook bij studenten aan een kunstacademie, zelfs nog wanneer ze de academie verlaten. Een mooie gedachte, maar het is niet de realiteit. Hieronder enkele overpeinzingen in historisch perspectief over wat de vermeende autonomie van de kunstenaar in de weg staat en in welke mate hij nog zelf beschikt.

Allereerst is er de buitenwereld die de motieven voor het kunstwerk levert. De buitenwereld (waar de kunstgeschiedenis ook deel van uitmaakt) is van grote invloed op wat de kunstenaar maakt. Uit niets iets maken is een alchemistische illusie. Jammer maar helaas, je hebt ‘iets’ nodig, een motief, om tot iets te komen.

De motieven variëren van het ogenschijnlijk onschuldige: vaas met bloemen, stilleven met vis en fles wijn, berglandschap, portret, wolkenlucht, naakt, vierkant, zonnebloemen, cirkel, het licht, – tot het evident schuldige: kruisiging, moordpartij, beursvloer, porno, slavernij, genocide, aanranding en verkrachting.

Álles wat de buitenwereld aanlevert kan een motief zijn. Kunsthistorisch gezien is er misschien een hiërarchie in het arsenaal aan motieven, maar dat doet niks af aan de stelling dat everything goes waar het motieven betreft.

Een motief is niet alleen nodig om een kunstwerk te maken, het is onontbeerlijk omdat het de bouwsteen is van het fundament waarop het grote thema van de kunst gebouwd werd en wordt. Het thema van de kunst is de verbaasde frons in het voorhoofd van de mens. De verbijstering over wat hij ziet en wat hij meemaakt in het leven. Waarom zijn sommige dingen zo adembenemend prachtig en andere zo afschuwelijk? Wat doe ik hier in godsnaam? En waarom moet ik hier ook weer weg? De absurditeit of it all, het mysterie van het bestaan. Dit existentiële vraagstuk is het overkoepelende thema van de kunst.

Kunst heeft dus een motief nodig om die koepel te bouwen. Zonder motief geen kunst. Het hart van de kunstenaar moet sneller gaan kloppen als een motief zich aan hem opdringt. ’s Nachts wakker liggen is bijna een vereiste. Een kunstenaar zonder engagement met zijn motief is geen kunstenaar. Een motief pluk je niet zomaar even uit de lucht. Er is geen handige postordercatalogus waaruit men een motief kan prikken.

Naast deze constructieve afhankelijkheid van de buitenwereld heeft de kunstenaar te maken met destructieve invloeden die zijn autonomie in meer of mindere mate beperken.

Want is de kunstenaar wel vrij om zijn of haar motieven te kiezen? Als je de kunstgeschiedenis bekijkt, zou je daar zomaar aan kunnen twijfelen. Religie in het algemeen en vroeger De Kerk in het bijzonder, monarchieën en de adel, later ook kooplieden en industriëlen, ideologieën na de dood van God zoals fascisme, nazisme, communisme en neoliberalisme, de elite, de politiek, en kunst-ismes zijn voorbeelden van maatschappelijke structuren en instituties die een greep hadden of hebben op welke motieven ‘correct’ zijn. Ze willen de kunstenaar met zachte of harde hand dwingen bepaalde motieven af te wijzen of te negeren. De kunstenaar dient de motieven die hún doel dienen te omarmen. De ‘correcte’ motieven!

Toch waren er kunstenaars die erin slaagden meesterwerken te maken, ondanks de druk van buiten het atelier (die zover kon gaan als excommunicatie, verbanning, gevangenschap, brandstapel). Zij zetten het correcte motief naar hun hand, het wás hun motief, of hun motief geworden. Zelfs in de DDR werd door een aantal kunstenaars verbazingwekkende bijna surreële kunst gemaakt die voldeed aan de correcte motieven van het Politburo (zoals een aantal tentoonstellingen in Museum de Fundatie recent hebben laten zien).

In historisch perspectief geplaatst, zien we dat het idee van de autonome kunstenaar een romantische gedachte is die sterk opgang deed in een stroming die, jawel, de Romantiek heet en zo’n 250 jaar geleden rond de Franse Revolutie is ontstaan. De subjectieve ervaring, het navelstaren, de intuïtie, emotie, verbeelding en de daarbij horende autonomie, zijn begrippen die sindsdien tot het eind van het Modernisme gangbaar waren.

Het Modernisme (vanaf eind 19e eeuw) is een voorbeeld van de eerdergenoemde kunst-ismes. Het had experiment en vrijheid hoog in het vaandel staan, maar had ook een sterk idealistische kant. Er was behoefte aan een radicale maatschappelijke omwenteling. De wereld verbeteren door kunst werd in vele variaties en politieke spectra gepropageerd. Hoewel de modernisten politiek geëngageerd waren, toonden ze dat niet zozeer in hun werk zelf. Op een enkele uitzondering na, zoals door de kunstcriticus Clement Greenberg, is hun niet echt een correct motief opgedrongen. De Amerikaan Greenberg was dwingend naar kunstenaars toe met het Abstract Expressionisme als vrijheidsideaal. Maar dit was klein bier vergeleken bij veel van de andere bovengenoemde

structuren. De kunstenaar was in het atelier tijdens het Modernisme betrekkelijk vrij.

Midden jaren zestig van de vorige eeuw kwam er langzaam verandering in het geloof in grote omwentelingen en maakbare samenlevingen, door Jean-François Lyotard, een postmodernist van het eerste uur, “De Grote Verhalen” genoemd. Ook Francis Fukuyama probeerde met zijn boek The End of History een definitief einde te maken aan “De Grote Verhalen” van het Modernisme. 

Het Postmodernisme begon vorm te krijgen, ook al is ‘vorm’ in een adem genoemd met Postmodernisme een contradictio in terminis.

Vanaf eind jaren zeventig vierde de keuzevrijheid in de kunst hoogtij en in de eerste helft van de jaren tachtig was de kunst über-vrij. De kunstenaar leek zijn laatste ketenen af te werpen. Alles was correct of, zoals je wilt, incorrect.

Al snel echter proberen theoretici met verschillende, maar toch voornamelijk politieke en maatschappelijke agenda’s hun stempel te drukken op de kunst. De naam Lyotard is al gevallen maar er zijn nog legio, vooral Franse filosofen die grote invloed hadden binnen het kunstdebat: Roland Barthes, Jacques Lacan, Michel Foucault, Jacques Derrida om er een aantal te noemen. Ook in Amerika hadden zij grote invloed op het intellectuele debat. Tentoonstellingsmakers lieten zich niet onbetuigd en committeerden zich vaak vlot aan het heersende filosofische discours. Kunst werd ingezet om filosofie te illustreren. Terug naar het Modernisme lijkt het, daar speelden filosofie en het maatschappelijk radicalisme ook een grote rol. Het grote verschil is echter, dat in het Modernisme de radicale maatschappelijke omwenteling weliswaar een inspiratie was en wenselijk werd geacht, maar tegelijkertijd de artistieke creativiteit the main event was, en zoals al eerder gezegd, die was betrekkelijk vrij.

Vandaag de dag lijkt de politieke agenda het doel van veel tentoonstellingsmakers (denk bijvoorbeeld aan de Biënnale, de Documenta of Manifesta). De kunst op tentoonstellingen is dikwijls verworden tot een middel ter illustratie van platte politieke meningen. Het zijn tentoonstellingen met een dominant motief, dat niet als bouwsteen dient van het fundament van de kunst, maar als bouwsteen van het aankaarten van maatschappelijke problemen. Er wordt kunst geselecteerd die de politiek correcte agenda dient. Kunst wordt een pamflet. Het zijn vaak nobele agenda’s, daar niet van. Wie kan iets hebben tegen bijvoorbeeld de bestrijding van racisme, de opwarming van de aarde, genderongelijkheid, grensoverschrijdend seksueel gedrag en exclusie. Of problemen hebben met veiligheid in de werkomgeving en de aandacht voor ons koloniaal verleden?

Ook een aantal kunstinstellingen, critici en de overheid werken hieraan mee. Academies, subsidie-instellingen en nogal wat musea zijn zeer gevoelig voor het politiek correcte motief. Vele neuzen staan dezelfde kant op, maar het gaat gelukkig te ver om te beweren dat alle neuzen dezelfde kant op staan. Het is echter lang geleden dat de druk op kunstenaars om het correcte motief te gebruiken zo hoog was. Dat de overheid maatschappelijke problemen te lijf gaat is wenselijk, maar dat ze ook bepaalt wat voor kunst er gemaakt, gesubsidieerd en getoond moet worden is zeker niet wenselijk. Van staatskunst kan men niet spreken maar het is wel oppassen geblazen.

Tegenwoordig lijken we soms terug te keren naar tijden waarin kerk of staat bepaalde wat de correcte motieven zijn, maar net als in het verleden (zoals we hierboven al zagen) zijn er nu ook kunstenaars die schitterende en indringende kunst maken met bovenstaande reeks hedendaagse maatschappelijke problemen en trauma’s als motief. En gelukkig is niet alle kunst zonder een politiek correct motief verbannen.

In hun tijd konden de Piero della Francesca’s, Mantegna’s, Donatello’s en Van Eycks met hun authentieke engagement voor het heersende motief prima uit de voeten (ze waren waarschijnlijk echt gelovig). Nu zijn er kunstenaars die sterk genoeg in hun schoenen staan om hun eigen preoccupatie, hun eigen motief neer te zetten. Niet onbelangrijk, we hebben gelukkig in de ‘vrije wereld’ niet te maken met marteling en brandstapels.

De ondertitel van dit stukje is: de kunstenaar wikt maar beschikt hij ook? Anders gezegd: bestaat er zoiets als autonome kunst of een autonome kunstenaar? We hebben al gezien dat de kunstenaar afhankelijk is van de wereld buiten het atelier voor het kiezen van zijn motieven. Een afhankelijkheid die autonomie ontkent, maar wel een positieve afhankelijkheid is, die leidt tot kunst. Daarentegen zijn de structuren die greep en invloed op het motief willen hebben vaak negatief. Ze beknotten de vrijheid en leiden meestal niet tot kunst. 

Daar sta je dan met je mooie idee dat je vrij bent om je eigen preoccupaties en motieven onbelemmerd te kunnen botvieren. Daarom, studenten van academies en studenten die net de academie verlaten hebben: pas op voor de directe en onderhuidse verleiding van het wenkende correcte motief, wees dwars en alert, en volg de motieven waar jij wakker van ligt. Leve de diversiteit! 

Han Schuil, kunstschilder