Rozalie Hirs – Pleidooi voor een nieuw kunstbegrip

Gevonden via Trendbeheer een notitie op de facebookpagina van Rozalie Hirs. Er worden wel vaker pleidooien geschreven, waar deze niet alleen ontzettend actueel is maar ook relativeert. Geen dogma’s maar juist een openheid. Nu zijn ze niet allemaal even sterk (de laatste paar worden toch echt wel bediscussieerbaar). Ik heb wel het idee dat het een goede samenvatting is van de huidige staat van zijn, vanuit het perspectief van kunstenaars over wat kunst is, kan zijn en kan doen. Een stuk leesvoer dat wat specifiekere aandacht verdient. Om te inspireren een aan het denken te zetten.

Wij, Nederlandse scheppende kunstenaars, nemen afstand van de kaping van het kunstbegrip door de beleidsmakers en kunstmanagers die beweren namens ons te spreken, zoals de “Tafel van Zes”. Met ongetwijfeld de beste bedoelingen spreekt deze managerselite een taal die intussen het kunstbegrip zelf steeds verder aantast en uitholt. Al jaren vergiftigt dit jargon het spreken over kunst in het publieke debat.

 

Niet alleen behoort deze taal inmiddels tot de ideologische grondslagen voor een volstrekt destructieve “hervorming” van het kunstleven door de huidige regering, bovenal vormt zij een regelrechte belediging voor onze beroepseer als kunstenaars. Op geen enkele manier weerspiegelt deze bloedeloze fraseologie van de “culturele sector” waar het bij kunst werkelijk om gaat.

 

Wij hebben ons leven in dienst van die kunst gesteld. Wij werken elke dag aan de verdere scherping van onze inzichten in onze artistieke discipline. De bestuurselite spreekt niet namens ons. Wij, kunstenaars, eisen de taal weer op.

1. Kunst is niet voor een “doelgroep”. Alle kunst is altijd voor iedereen.

Wie een kunstwerk maakt brengt iets in de wereld dat voor iedereen beschikbaar wordt en de wereld leefbaar maakt.

2. Kunst is geen instrument.

Elk kunstwerk stelt zijn eigen doelen en heeft zijn eigen effecten. Wat een kunstwerk zal zijn en wat het in de wereld zal veroorzaken is niet voorspelbaar en kan niet door politieke of commerciële agenda’s worden afgedwongen.

3. De waarde van de kunst is voorspelbaar noch berekenbaar.

Kunst biedt gewaarwordingen en gevoelens, biedt kennis over wat we kunnen zien, horen, voelen, denken en doen in de wereld. Deze kennis heet “ervaring”. Een kunstwerk heeft waarde voor zover de ervaring die het mogelijk maakt specifiek is: voor zover zij tot niets anders herleid kan worden. Een kunstwerk is een specifieke gedachte over ervaring.

4. Een kunstwerk is niet zelf “toegankelijk”, maar geeft toegang tot ervaring.

 

Wie een kunstwerk gaat maken, bekijken of beluisteren kan niet vooraf weten tot welke ervaring het werk toegang zal geven. Daarom mag “toegankelijkheid” geen vooropgesteld criterium voor kunst zijn. Wel wordt de ervaring toegankelijker bij veelvuldig contact met het werk.

5. Kunst is een discipline.

 

Kunst eist toewijding, van makers zowel als van beschouwers. Alleen wie zich aandachtig op een kunstwerk richt kan tot de ervaring doordringen waar het toegang toe geeft.

6. Kunst staat los van Staat zowel als Markt.

Noch de mechanismen van de Staat, noch die van de Markt zullen ooit kunnen vatten wat kunst is. Er is vanuit de kunst gezien ook geen verschil tussen de Markt en de Staat – er is één technocratische MarktStaat die niet denkt maar reguleert (voorzover de storm van het internationale kapitaal dat toestaat). Daarbuiten is er het denken. In de wetenschap bijvoorbeeld, en in de kunst.

7. Kunst is niet “pluriform” of “democratisch”.

 

Kunst is ongeschikt als beleidsinstrument om falend sociaal beleid mee te corrigeren of verdoezelen. Kunst representeert geen democratische consensus maar gedijt bij rivaliteit van ideeën.

8. Kunst wordt niet “geconsumeerd”.

Een kunstwerk gaat niet op in het gebruik en is dus ook niet schaars. Daarom zijn economische wetten niet op kunst van toepassing. De gedachte van een kunstwerk is een eeuwige bron.

9. Kunst is geen “aanbod” waar een “vraag” naar is.

Geen kunstwerk is ooit ontstaan omdat de markt ernaar vroeg – je kunt alleen een vraag hebben naar iets wat je al kent. Maar het kunstwerk is juist van waarde omdat het niet voorspelbaar is. De vraag van het publiek is dan ook geen creatieve of artistieke factor.

10. Er is geen “overaanbod” van kunst. Kunst is excessief, genereus, en toch steeds opnieuw noodzakelijk.

Elk kunstwerk is altijd al teveel. Er is altijd meer kunst dan wie dan ook kan bijbenen. Het is niet anders: er is meer te denken, te ervaren en te doen dan de mens aankan, en de kunst maakt dat ongemakkelijke feit steeds weer zichtbaar. Dat zichtbaar maken is menselijke noodzaak: precies het teveel dat de kunst biedt kan de mens boven zichzelf uittillen en bevrijden van sleur en regelgeving. Dus is kunst, naast altijd al teveel, ook nog nooit genoeg.

 

11. Een kunstwerk is een vraag waarop het antwoord een verandering in je leven is.

 

 

12. Kunst viert dat wij kunnen denken, voelen, scheppen, leven.

Peter Adriaansz
Maarten Altena
Rozalie Hirs
Samuel Vriezen