Het dorpje Belley in Frankrijk, niet ver van de grens met Genève, is er een zoals er zovele zijn. Het telt ongeveer 10.000 inwoners, beschikt vanzelfsprekend over een goede bakker en een supermarkt. Vanaf de tolwegen is het ongeveer een uur rijden, waarna je via een enorme rotonde het dorp binnenkomt. Op die rotonde staat een typisch kunstwerk van Bernar Venet (1941): twee monumentale cortenstalen bogen die als halve manen fier overeind staan. Voor mij onmiddellijk herkenbaar als een Venet, maar voor de bekenden die ik daar bezoek niet meer dan een markant herkenningspunt van het dorp.
Afgelopen week was ik opnieuw op reis, ditmaal in het kader van de kunstbeurs BRAFA (25 januari t/m 1 februari 2026), die een ronde langs deelnemende galeries organiseert. En weer kwam ik Venet tegen. Niet in de vorm van zijn karakteristieke roestkleurige sculpturen, en zelfs niet als schetsen daarvan, maar in een gedaante die ik totaal niet van hem had verwacht. Op monumentale prints zweven felgekleurde geometrische volumes: soms groen, soms blauw, paars of gelig. De digitale oorsprong verraadt zich in de zichtbare pixels, maar daaroverheen is met de hand een transparante laklaag aangebracht. Die laag laat de werken reflecteren en geeft ze tegelijk een menselijk laagje. (Het maakt ook dat de werken eigenlijk niet goed te fotograferen zijn.)
Wat mij hier boeit, is niet alleen het werk zelf, maar wat het betekent voor het begrijpen van Venet’s oeuvre. Hij moet zijn vertrouwde beeldhouwkundige taal vertalen naar een totaal ander medium. Dat lijkt misschien een bijzaak. Maar als je 84 bent en een glanzende carrière achter de rug hebt, waarom zou je dan nog iets nieuws proberen? Het antwoord kan maar één ding zijn: omdat hij een echte kunstenaar is.












Deze tentoonstelling is/was te zien bij Guy Pieters Gallery te Knokke. (…en wellicht is het werk bij de BRAFA weer te zien.)

Laat een reactie achter;