Lezing Christophe van Eecke (update)

Een poosje terug heb ik hier een lezing van Christophe van Eecke gepost. Voor zover ik deze kon bijhouden met typen. Maar er bleef me nog 1 vraag lastig vallen. […]

Een poosje terug heb ik hier een lezing van Christophe van Eecke gepost. Voor zover ik deze kon bijhouden met typen. Maar er bleef me nog 1 vraag lastig vallen. Dus heb ik Christophe een mailtje gestuurd met daarin het volgende;

Je zei dat pijn “Unmaking” opleverde. Dat is begrijpelijk, op het moment dat iemand met intense pijn bezig is kan deze natuurlijk niet bezig zijn met de wereld. Maar, hoe komt het dan dat er zoveel kunstenaars depressief en zelfs suïcidaal zijn? Dat klinkt dan bijna als een contradictie. Depressieve en suïcidale personen lijden doorgaans continue aan (geestelijke) pijn en zou dus unmaking moeten zijn. Toch zijn het juist die groep mensen die in het verleden tot erg belangrijke kunstenaars zijn uitgegroeid; Much en Van Gogh om er even twee te noemen. Hoe past dat binnen die theorie? Zou je daar een antwoord op kunnen geven.

Daarop kreeg ik later een uitgebreid antwoord. Ik denk dat dit het een stuk begrijpelijker maakt hoe dat proces van making en unmaking precies werkt. Ik wil Christophe dan ook erg bedanken voor zijn uitgebreide antwoord.

Je vraag ivm depressieve kunstenaars gaat in feite naar de kern van de problematiek. Laat mij heel kort drie punten aanhalen bij wijze van antwoord:

1) Ik denk dat de depressiviteit van kunstenaars heel vaak wordt overdreven vanuit de romantiek van de gedoemde kunstenaar. Uiteraard hebben veel kunstenaars een zwaar leven gehad, maar dat geldt ook voor veel gewone mensen. Bijgevolg geloof ik niet in die hele theorie dat er een link is tussen creativiteit en neerslachtigheid. Wie depressief is, zal doorgaans geen goede kunst maken. Wat wel kan, is dat kunstenaars uit de moeilijkere periodes in hun leven inspiratie putten voor hun werk. Maar ik denk dat we hier heel vaak te maken hebben met al dan niet bewuste imago-vorming. Kunstenaar zijn, is in de eerste plaats hard werken.

2) Deze kwestie sluit aan bij het centrale onderscheid dat Langer maakt tussen symptoom en symbool. Hoe depressief een kunstenaar ook is, er zal uit zijn depressie geen interessante kunst voorkomen als hij niet in staat is afstand te nemen van zijn beleefde gevoelens en deze te vertalen naar een expressieve vorm. Anders krijg je gewoon slechte kunst die een symptoom is van een gemoedstoestand, zoals sentimentele poëzie. Ik denk dat ik in de voordracht het voorbeeld van Jackson Pollock heb gegeven: hoe getormenteerd hij in het dagelijks leven ook was (en daar bestaat opnieuw veel mythologie over; en vergeet ook niet dat al die sensationele anekdotes uit een kunstenaarsleven vaak maar één moment uit één dag weerspiegelen, en dat die kunstenaar de rest van de maand misschien vrij banale dagen beleefde zonder uitspattingen. Biografieën brengen veel geïsoleerde anekdotes samen, waardoor alles soms iets extremer kan lijken dan het werkelijk was), als Pollock begon te schilderen, wist hij verdomd goed wat hij deed.

3) Vanuit deze invalshoek wordt de hele kwestie van art brut of outsider art natuurlijk relevant: is kunst van geestesgestoorden wel kunst? Als criterium zou ik op zijn minst hanteren dat de maker een duidelijk bewustzijn moet hebben van een concept van kunst (wat betekent het om kunst te maken) en moet er ook een bewuste keuze zijn om iets te maken. Absolute criteria bestaan er niet in de kunst, maar bij outsider art geldt bij uitstek het principe dat een symptoom nooit een symbool kan zijn. Een extreem voorbeeld: tijdens een expo van outsider art in het Museum Dr. Guislain in Gent (tevens een functionerende instelling) werd onder meer de kamer getoond van een patiënte die de wanden van haar kamer obsessief had volgekriebeld met dezelfde tekst. Het is duidelijk dat het hier niet om kunst gaat, hoe indrukwekkend het eindresultaat ook is.

Als er nog meer vragen zijn stel ze hier, wie weet kijkt Christophe van Eecke hier zelf ook even om ze eventueel te beantwoorden.