Lezing van de filosoof Christof van Eecke in het auditorium van kunstacademie StJoost te Breda, met het ThRu programma van Lokaal 01, op 19 mei 2010.
DE WERELD VINDEN
Bij geëngageerde kunst denken we gemakkelijk aan politieke kunst: kunst met een boodschap. Maar het is ook mogelijk om artistiek engagement louter in esthetische termen te benaderen. Een belangrijke aanzet voor zo’n esthetica vinden we in het werk van Susanne K. Langer en Elaine Scarry, twee vrouwelijke filosofen die te weinig aandacht krijgen in het hedendaagse debat over kunst. Langer ontwikkelde in de jaren 1950 een beroemde theorie over schoonheid als levende vorm. Sinds de jaren 1980 heeft Scarry de schoonheid benaderd vanuit de ervaring van pijn. Wij brengen beide dames samen om een nieuw en bijzonder actueel perspectief te openen op een kunst die de wereld engageert.
Het vertrekpunt ligt dan dus ook bij dat engagement. Hij gaat echter niet uit van het door ons bekende engagement. Hij verklaard dat sinds de jaren 70 er stromingen engagament binnen de kunst komen zoals Gay Art en Feministische kunst. De stromingen verklaren relevant te zijn voor een sociale groep. Esthetiek staat buiten spel omdat schoonheid verweten wordt oppervlakkig te zijn. Het leid namelijk af van een inhoudelijkheid. Echter, je zou ook kunnen zeggen dat engagement wat die stromingen behelst ook erg eenzijdig is. Volgens van Eecke verklaard dat waarom die stromingen heden ten dagen vergeten zijn; ze fixeren zich op een actueel probleem, one issue, dat nu niet meer er toe doet en dus de kunst die eruit voorkomt ook niet.
Gesteld wordt dus hier dat het samengaan van schoonheid en engagement (of iedere andere mogelijke vorm van inhoud?) niet samen gaat. Dat is aan de hand van twee argumenten;
- Schoonheid objectiveert. Er wordt een object gemaakt van datgene dat bekeken wordt. Bij vrouwen erg duidelijk, het worden lustobjecten. Men spreekt dan ook van een male gaze, een agressieve mannelijke blik. Dingen mooi vinden zou dus een vorm van agressie zijn.
- Schoonheid trekt de aandacht weg van waar het echt om gaat. Kunst moet iets aansnijden dat er toe doet in de maatschappij. Als we kijken naar de schoonheid kijken we niet naar het onrecht. En het onrecht is wat echt belangrijk is in de maatschappij.
Het ene argument spreekt volgens van Eecke het andere tegen. Hoe hij dat ziet is me enigszins onduidelijk. Wat ik er van mee gekregen heb is dat argument twee, indien gekanaliseerd dus wel goed kan zijn. Dus argument 1 en 2 spreken elkaar tegen. Van Eecke zegt dat we de schoonheid moeten herwaarderen. Want, schoonheid zal de wereld niet redden, maar de vraag moet zijn of schoonheid dat wel zou moeten doen. Als voorbeeld zegt hij ook dat de vrije marktwerking de armoede niet uit de wereld haalt. Maar is daar ook niet verantwoordelijk voor. De vraag over schoonheid is dus wat de link is tussen schoonheid en recht.
Als voorbeeld geeft van Eecke een dure vaas. Een fragiele vaas om bloemen in te zetten. Vanzelfsprekend vinden we die vaas mooi. Omdat deze fragiel is draag ik daar echter ook zorg voor. Dus leid schoonheid tot zorgzaamheid. Niet alleen van de vaas maar van de gehele wereld. Door de schoonheid worden wij dus kwetsbaar en vervolgens zorgt dat voor zorgzaamheid. Deze schoonheid spreid zich uit omdat de bloemen die in die vaas staan dus ook mooi worden, en vervolgens ook de bloemen in de natuur. De verwijzingen in schoonheid zorgen er vervolgens voor dat ook onze zorgzaamheid zich verspreid. Als voorbeeld zou ik willen aanhalen de natuurgebieden in Nederland waar we zorg voor dragen.
Elaine Scarry, bekend met een werk over pijn wat dat met ons doet, “The Body in Pain” uit 1985. In 1999 publiceert ze “On Beauty and Being Just. Oftewel schoonheid en rechtvaardig zijn en wat die brug is daar tussen in.
We beginnen in het boek van “The Body Of Pain” uit 1985. Het gaat over wat pijn doet met de mens. Scarry zegt dat pijn een proces is om de wereld te vernietigen. Ze heeft het over “the making and unmaking of the world”. Ze legt vervolgens uit wat dat making en unmaking betekend.
Making – Dit begrip grijpt terug op Marx zijn theorie over arbeid. Arbeid is het maken van dingen. Die dingen worden dan een soort verlengstuk van ons lichaam. Het maken van een stoel is namelijk niet om een stoel te maken, maar om op te zitten. Als je dit heel ver door trekt, zou men kunnen stellen dat de wereld een verlengstuk is van de mens. Daar komt dan nog eens bovenop dat ieder object een betekenis krijgt voor de mens. Dus die stoel dient tot zitten en dat is dan ook de betekenins. Men projecteert dus betekenis op alles.
Unmaking – Dit begrip betekend dat die projectie wordt doorgesneden. De mens heeft geen binding meer met het object. Dit kan gebeuren op 2 manieren.
- Men vervreemd van de arbeid. De relatie met het product wordt verstoord want er is geen gevoel meer met het eindproduct. Dit verwijst naar het lopende band werk. De arbeider heeft niet het gevoel aan de wereld mee te werken, hij is zelf ook een object geworden, iets dat gebruikt wordt om iets anders te doen. Zoals van Eecke aanhaalt de mens wordt een brandstof “Genoeg loon om net niet dood te gaan en productief te blijven”.
- Er ontstaat pijn. Op het moment dat er pijn ontstaat bij een individu, verliest deze de aandacht voor de wereld. Op het moment dat deze samenvalt met die pijn wordt het lijden ondragelijk en is de wereld van die persoon vernietigd.
Dus schoonheid kan de link zijn om de wereld te maken. Er is dus een positieve link in schoonheid en engagement. De vraag is alleen waar die schoonheid zich dan in bevind en hoe dat werkt. Hiervoor haalt Christof van Eecke een andere filosoof aan.
Suzane K. Langer publiceert in 1952 het werk “Feeling and Form”. Vroeger zeer populair maar inmiddels erg oudbollig. Van Eecke zegt dat we daar even doorheen moeten lezen. De theorie gaat over over symbolisch handelen. Deze is volgens Christof een erg overtuigende filosofie. Hierin wordt gevraagd wat nu eigenlijk die schoonheid is.
Langer stelt dat dat alles wat de mens doet een symbolische handeling is. Een voorbeeld daarvan is taal. Taal maakt zinnen die symbolische verwijzingen zijn naar de wereld, ze zijn dus niet de wereld zelf.
Ze geeft vervolgens eerst de defenitie van kunst en gaat deze vervolgens verklaren.
“Art is the creation of forms symbolic of human feeling”
Kunst is allereerst het maken. Dat moge vrij duidelijk zijn naar mijn mening. Kunst komt niet uit de lucht vallen. Vervolgens worden er vormen gemaakt. Er ontstaat iets. Vervolgens zijn die vormen dus Symbolisch geladen met een menselijk gevoel. Er is dus een verband tussen gevoel en vorm. Vorm is rationeel of zelfs abstract. Gevoel is in principe vormloos. Dit klinkt tegenstrijdig maar in die kunst zit blijkbaar het verband, want het zijn objecten (rationele vorm) door mensen gemaakt die een gevoel (juist vormeloos) op roepen.
Dan volgt de vraag wat nu eigenlijk een symbool is. Langer stelt “Symbol is any device whereby were al enabeld to make an abstraction.” Een symbool drukt een idee op een abstracte manier uit. Het is een teken dat verwijst naar iets dat afwezig is om ergens naar te verwijzen. Zoals het woord stoel dus verwijst naar iets zonder al die specifieke eigenschappen van de stoel waar ik nu op zit. Ik beschrijf een stoel, maar niet deze stoel.
Nu het symbool verklaard is wordt het volgende woord uitgelegd. Gevoel is iets dat het menselijk bewustzijn kan ervaren. Van Eecke noemt het een levensgevoel. Het verteld ons iets over hoe het is als mens om te leven in de wereld.
Een kunstwerk is dus een fictie, het heeft enkel een symbolische uitrdrukking van het levensgevoel dat deel uitmaakt van een alledaags leven. Het kunstwerk is namelijk niet het leven, het is er een uitdrukking van. Een schilderij van een marteling is dus niet hetzelfde als die marteling in het echt. Dit is een cruciaal punt in de interpretatie dat Van Eecke later ook zal inzetten. Op het moment dat namelijk het verschil tussen werklijkheid en fictie vervaagt, vervalt ook de kunst. Op het moment dat het dus echt een marteling wordt en geen kunstwerk meer is vervalt het kunstwerk. Als voorbeeld stelt Van Eecke dat bij een happening het publiek dus weet deel uit te maken van het kunstwerk of op zijn minst te kijken naar een kunstwerk. Op het moment dat het publiek dat niet weet, vervalt het kunstwerk want dan is het dus werklijkheid. Kunst heeft dus eigenlijk geen enkel nut in de dagelijkse werkelijkheid.
Vervolgens bespreekt Christof de levende vormen. Kunst heeft logische analogie met hoe het voelt in het leven, zoals Muziek. Formele elementen in de muziek die ook in het leven zitten. Muziek spreekt ons aan als er iets in resoneert als hoe we het leven zelf ook zien. De muziek maakt dus gebruik van tempowisselingen en moodswings omdat het gewone leven dat ook heeft. Er is altijd sprake van een “Primary illusion”. De belangrijkste illusie die het medium met zich meebrengt. Bij muziek is dat Beweging. Het ontwikkeld zich in de tijd en dus is er sprake van beweging. De symboliek zit in de formele elementen. Bij dans is er Virtual Power, het is fictief. De dansers zijn afgescheiden van het publiek dus is het niet de werkelijkheid. Ben je specifiek aan het kijken naar de dans. De Dans wordt gedanst. Er ontstaat een krachtveld tussen de dansers. Een performance is dus ook een krachtveld. Dat krachtveld wordt dan bij het publiek moreel confronterend ervaren of het publiek wordt medeplichtig gemaakt. Het is dus onderdeel van het medium. Performance is nooit af voordat het publiek er is.
Het kunstvoorwerp zegt iets over het leven op dat moment van de wereld. Hoe gaat de kunstenaar dan te werk? Er is sprake van een “Commanding Form”. De kunstenaar heeft een idee, een conceptie. Een zoektocht tijdens het maken. Het zoeken wat men precies wil, is het maken van het werk. De commanding form is basaal idee waar het over gaat. Bij improvisatie is er dus ook sprake van commanding form want er zijn al op voorhand voorwaarden. Er ontstaat ook een krachtveld. Waar gaan we heen of waarmee zijn we aan het werk. Zelfs dan is het fictie, er zijn altijd bakens. Gilbert en Goerge zijn geen mensen maar living sculptures. Ze zijn dan dus fictief bezig.
Conclusie, wat is dan schoonheid? Scarry verteld het niet maar Langer wel.
Schoonheid heeft een Expressive Form (een goed kunstwerk is expressief). Het zegt ons dus iets over ons eigen levensgevoel. Er is geen esthetische kanon, het moet expressief zijn. Het spel van onze waarnemen sluit aan bij het levensgevoel. Een postief gevoel is mooi. Op het moment dat iets zegt over de wereld is het esthtetisch. Expressiviteit is fragiel dus het is schoonheid omdat het voor behoud is. Oftewel, we koesteren dat levensgevoel. Ook is het dus zo dat als we uitgaan van Langer alles kunst kan zijn. Langer verwacht dus enkel en alleen dat kunst iets van het levensgevoel uitdrukt. Langer maakt enkel geen onderscheid van hoge of lage kunst. De expressiviteit is de enige voorwaarde.
Het waarde oordeel van kunst zou hem dan dus zitten in de Expressiveness. Deze is echter (natuurlijk) subjectief.
Ten slotte haalt Van Eecke nog even Danto aan, die ook al stelde dat alles kunst kon zijn. De Brillo dozen van Warhol worden aangehaald als praktijk voorbeeld. Het verschil tussen de echte Brillo dozen en die van Warhol is dus dat de ene doos een echte Brillo doos is en het andere een geschilderde variant die de echte nabootst. In dit geval zou de expressieve waarde dus gaan over hoe wij met de werkelijkheid om gaat. Hiermee toont Van Eecke dus ook aan dat die expressiviteit niet over gevoel gaat maar ook op een intellectueel vlak of op een politiek vlak kan liggen. Daarmee zijn we dus weer aan het begin van de lezing. De geëngageerde kunst uit de jaren ’70 is dus net zo goed kunst als dus de Brillo dozen.
Ik zelf vond het een erg interessante lezing die een naar mijn idee een erg goede definitie geeft van wat kunst is. Het goede ervan vind ik ook dat het in principe niets uitsluit wat ik tot dusver kan bedenken. Dat is achteraf ook best knap van Langer dat ze ondanks alle ontwikkelingen van de jaren 50 nog steeds toe te passen is op de actuele gang van zaken. Helaas is het boek van Langer niet meer verkrijgbaar. Wel heb ik begrepen dat Piet Dirkx nog een exemplaar had, waarna Sef Peeters en ik maar vonden dat hij die eens even snel onder de kopieerder moest gaan leggen.
Het mag gezegd en geschreven worden, dit is een chique samenvatting. Knap gedaan.
danku
“Als voorbeeld stelt Van Eecke dat bij een happening het publiek dus weet deel uit te maken van het kunstwerk of op zijn minst te kijken naar een kunstwerk. Op het moment dat het publiek dat niet weet, vervalt het kunstwerk want dan is het dus werklijkheid. Kunst heeft dus eigenlijk geen enkel nut in de dagelijkse werkelijkheid.”
klinkt inderdaad als waar Bas het dinsdag over had, de museale context die het kunstwerk nodig heeft..heldere samenvatting ook als je de lezing niet meegemaakt hebt..danku:)
@Eveline, dankjewel. Ik heb mn best gedaan.
Is inderdaad ongeveer dezelfde discussie. Meen dat Charlotte er toen mee kwam ook aan de hand van die lezing.