Gastschrijver 15; Hans den Hartog Jager – Mag die Jehova’s getuige mijn huis uit?

[Vandaag voorlopig de laatste gastschrijver uit dit gastschrijvers project. In verband met de drukte rondom dingen als Venetie zijn enkele gastschrijvers verlaat met hun inzending en dus houd ik over […]

[Vandaag voorlopig de laatste gastschrijver uit dit gastschrijvers project. In verband met de drukte rondom dingen als Venetie zijn enkele gastschrijvers verlaat met hun inzending en dus houd ik over een poosje een lang weekend vrij.

De schrijver van vandaag behoeft weinig introductie lijkt me. Verf las ik voor het eerst toen ik in de eerste zat van de academie, mijn huisgenoot raadde het me toen aan. Ik heb het in 1 ruk uitgelezen. Wie Hans verder was wist ik toen nog niet maar dat boek inspireerde me enorm. Vooral om te schilderen maar misschien ook wel om te schrijven. Het is mij een enorme eer dat Hans den Hartog Jager een bijdrage wilde leveren aan mijn blogvakantie.]

 

Mag die Jehova’s getuige mijn huis uit?

Wat ik steeds meer mis in de Nederlandse kunstwereld, of zelfs in de kunst in het algemeen: kritiek. Artikelen, meningen van mensen die van kunst houden en vanuit liefde, betrokkenheid, durven opmerken dat ze een kunstwerk, een tentoonstelling, een plan maar niks vinden, mislukt of niet eens mislukt maar matig doordacht en niet goed uitgevoerd en wel hierom en hierom. Dat lees je nog maar zelden, behalve in de Volkskrant en mijn ‘eigen’ NRC. Verder is zo langzamerhand iedereen in een collectieve positivo-stuip geschoten (nou ja, behalve het volledig verzuurde Metropolis M, maar dat is het andere uiterste). En waarom eigenlijk? Wat is er in vredesnaam mis met een goed geplaatste, inhoudelijke kritische opmerking?

Om bij het begin te beginnen: die kritiekloosheid is overal en uit zich op verschillende manieren. Het begint er al mee dat in veel ‘traditionele’ media als kranten (Trouw, het Parool), weekbladen, en televisie de kritische recensie bijna volledig is verdwenen. Ervoor in de plaats gekomen is het omgebouwde persbericht dat als nieuws wordt gepresenteerd (nieuwe Van Gogh ontdekt!) of het (empathische) interview. Het rare is: die schijnbaar milde insteek, waarbij de hoofdrolspeler zelf het verhaal mag vertellen, lijkt betrokken, want je legt die aardige, leuke, gepassioneerde kunstenaar niets in de weg. Maar in diepste wezen is het luiheid, en misschien wel angst, want de schijnbaar vriendelijke houding ontslaat de criticus of journalist van het maken van een inhoudelijke analyse, van het ontwikkelen van eigen gedachten over het werk. Het ontslaat ze, kortom, van de plicht zich zelf tot het werk te verhouden. Als criticus blijf je veilig op afstand en verschuilt je achter je objectiviteit.

Des te opvallender dat die houding op weblogs nog wijdverbreider lijkt dan in de traditionele media. Juist op deze vrijplaatsen, waar niemand de schrijver controleert of in de nek hijgt, grijpt het positivo-virus extreem om zich heen. Neem dit prachtige en betrokken Lost-Painters.nl – Niek Hendrix ziet alles, plaats honderden foto’s op dit blog en op Facebook, maar wat hij er over denkt wordt me zelden duidelijk. Of nog erger: het veelgeprezen weblog We like art!. Toegegeven, alleen al door zijn naam roept dit internetproduct een diepe aversie bij me op (ik ‘like’ slechte ‘art’ helemaal niet) maar dat wordt erger doordat de schrijvers in hun teksten voortdurend een naar Jehova’s Getuigen riekende blij- blij- blijheid ventileren, die bij mij de neiging oproept eens vrijblijvend een kunstenaar te gaan martelen of in ieder geval heel hard de deur in het gezicht van deze makers dicht te gooien (wat op het internet neerkomt op: wegklikken).

Het vervelende is dat aan deze houding verschillende misverstanden annex drogredenen ten grondslag liggen die steeds wijder lijken te worden verbreid. De eerste is dat een belangrijk deel van de weblogschrijvers denkt dat tonen eigenlijk wel genoeg is, dat de lezer of kijker zich zelf wel een oordeel zal vormen op grond van plaatjes. Erger vind ik dat ze stiekem lijken te denken dat die voortdurende kritiekloosheid een grond van geloofwaardigheid zou hebben. Terwijl, ik weet niet hoe het u vergaat, maar kent u één kunstliefhebber die alles goed vindt wat ie ziet en voortdurend blij en kritiekloos rondhuppelt? (als er een volk zuur en kritisch is, zijn het kunstenaars en kunstliefhebbers wel)? Zulke bloggers maken dus een karikatuur van zichzelf, maar verwachten wel dat wij, lezers, ze aanvaarden als autoriteit. Maar waarom zou ik geloven in een karikatuur?

Toch, het ergste aan al die kritiekloosheid is dat de betreffende schrijvers en bloggers, door zich zo op de vlakte te houden, een essentieel onderdeel miskennen van hun eigen werk en van kunst en cultuur in het algemeen. Namelijk dat teksten, kunstwerken, producten van cultuur, altijd in de eerste plaats worden gemaakt om iets teweeg te brengen, om reacties op te roepen, emoties of ideeën – en dat je, door je als verslaggever achter schijnbare objectiviteit te verschuilen, die essentie van alle kunst ontkent. Voor alle duidelijkheid, ik pleit niet voor al die persoonsgebonden emotionele uitbarstingen die je vaak op weblogs ziet (of voortdurend negatief zijn, zoals Metropolis M al sinds het stenen tijdperk stug blijft volhouden). Zonder analyse, zonder ideeën blijft elk artikel in schijnbaar betrokken vlakheid steken.

Het beste wat je als kunstschrijver of -prater kunt doen is eigenlijk heel simpel: laat je lezer of toeschouwer door een betrokken, inhoudelijke analyse zien waarom een kunstwerk iets oproept. En wat. En wat dat betekent. Daarmee voer je de toeschouwer of lezer de wereld van het kunstwerk in – en kan die lezer vervolgens zelf bekijken hoe hij of zij zich wil verhouden tot jouw visie. Zo’n houding, zo’n vorm van betrokkenheid, heeft veel meer effect dan blij geneuzel of angstige objectiviteit: wie van alles houdt, houdt in wezen van niks. Dat beseft de lezer ook – wat vast de reden is waarom al die blogs uiteindelijk nooit de autoriteit krijgen die ze zo graag willen. Wie iets wil betekenen moet af en toe zijn nek uitsteken, want wie zijn nek uitsteekt, toont dat er iets op het spel staat. Kritiek, kortom, moet, om de kunst in leven te houden. Bij deze.